Ervaringsverhaal Eva

0
23
Rate this post

Ik ben Eva, 35 jaar. In januari 1996 ben ik acuut opgenomen op de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis. Dit in verband met een depressie met ernstige suïcidaliteit. Omdat andere therapieën geen effect hadden, is besloten tot elektroshocks 1. Na drie jaar opname kon ik dankzij de ECT eindelijk worden ontslagen en ben ik nu, ruim tweeënhalf jaar later nog steeds depressievrij.

Voorgeschiedenis

Ik ben de jongste uit een gezin van drie kinderen. We zijn erg beschermd opgevoed, dit gaf altijd een heel veilig en geborgen gevoel. De periode tot en met de middelbare school is er voor mij een met vreugde, maar ook met verdriet: mijn beste vriendin en mijn eerste vriendje zijn gestorven. Ik ervoer ook veel spanningen. Ik moest van mezelf erg presteren op school, dusdanig dat ik niet aan mijn eigen eisen kon voldoen en dus altijd faalde. Hierdoor gingen mijn schoolprestaties achteruit en voelde ik me minderwaardig ten opzichte van mijn klasgenoten. Het was toch ook een periode van veel plezier; dit kwam door de sport waar ik zeer fanatiek in was en waar ik wel kon voldoen aan mijn eigen eisen. Ik voelde me daardoor weer wel gewaardeerd door vrienden en klasgenoten.

Na het atheneum ben ik geneeskunde gaan studeren. Dit was een erg leuke studie, maar mijn onzekerheid omtrent mijzelf en mijn prestaties bleef, ondanks mijn goede resultaten.

In februari 1992 ben ik als arts afgestudeerd. Toen ben ik gaan lesgeven aan geneeskundestudenten aan de universiteit. Dit heb ik tweeënhalf jaar met veel inzet en plezier gedaan. Eigenlijk was dat niet wat ik wilde, maar ik deed het omdat ik de patiëntenzorg niet in durfde; ik voelde me te onzeker. Ik dacht dat ik onvoldoende kennis had en vond de verantwoordelijkheid te groot. Na enige tijd als docent te hebben gewerkt, begon het toch te kriebelen en heb ik mijn angsten overboord gezet en ben de huisartsenopleiding gaan doen.

De eerste symptomen van depressie

In september 1995 begon ik, verhuisd en wel, aan de opleiding.  Al snel bleek dat ik heel erg gespannen was en me erg onzeker voelde. Ook een traumatische ervaring met een man en een overval in mijn auto speelden vlak voor dat begin een rol.

De onzekerheid wist ik, zoals altijd, voor iedereen te verbergen. Ik vond dat ik alles over elke ziekte al moest weten en speculeerde over wat ik in mijn diensten allemaal niet tegen zou kunnen komen en wat ik daarbij fout zou kunnen doen. Als huisarts in opleiding werk je in principe zelfstandig, maar heb je wel regelmatig overleg met je opleider, een huisarts van dezelfde praktijk als waar je werkt. Ook als je het even niet weet bij een patiënt, kun je je opleider altijd om raad vragen. Alleen durfde ik nooit om raad te vragen. Ik vond dat dom overkomen en het zou voor de opleider het bewijs kunnen zijn dat ik inderdaad niet geschikt was.

Het was dus een eenzame en onzekere tijd, waarbij de spanningen hoog opliepen en wel dusdanig dat ik niet of nauwelijks meer sliep, me niet meer kon concentreren, me niet meer verzorgde, (bijna) niet meer at en heel veel last had van huilbuien. Ook trok ik de telefoonstekker uit het stopcontact, zodat ik geen contact had met anderen, waardoor zij niets van mijn spanningen zouden merken.

Verder stortte ik me volledig op mijn opleiding; ik studeerde elke vrije minuut die ik had. Ik moest immers weten wat ik moest doen als ik bij een patiënt geroepen zou worden. Ik wist dat als ik een fout zou maken ik me dat nooit zou kunnen vergeven en er waarschijnlijk niet eens mee zou kunnen leven.

Ik dacht dat ik, door gewoon door te gaan, wel zou wennen aan het vak en me zekerder zou gaan voelen en dat daardoor na verloop van tijd de spanningen en de andere verschijnselen vanzelf zouden verdwijnen. Zo was het in het verleden namelijk ook altijd gegaan.

Na ongeveer twee maanden hield ik die toestand niet meer vol en begon ik ook neerslachtig te worden, ik zag het niet meer zitten en wist niet meer hoe ik er ooit uit zou kunnen komen. Ik had geen positieve gevoelens meer, alles was negatief gekleurd. Ik ging met lood in mijn schoenen naar mijn werk, maar als ik daarvan terugkwam of als het weekend was, had ik geen opgelucht gevoel. Dit sombere gevoel van het niet meer zien zitten, ging nooit weg.

Ik werd er wanhopig van, radeloos. Ik was net een ballon vol water: strak gespannen en als er in geprikt zou worden zou die in een keer helemaal leeglopen. Dat zou ik ook niet aangekund hebben, ik wist namelijk niet wat de inhoud was en was er bang voor. Mijn motto ‘volhouden en dan gaat het vanzelf wel over’ was moeilijk vol te houden.

Langzaam begonnen doodsgedachten naar boven te komen. Ik begon dat als enige mogelijkheid te zien om een einde aan de hele situatie te maken. De gedachten en plannen werden steeds concreter. Het was geen keuze, het was de enige manier om alles op te lossen. Er was geen andere weg.

Toen ik uiteindelijk daadwerkelijk een eind aan mijn leven ging maken, besefte ik dat het zelfmoord was en pas toen drong het tot mij door dat ik depressief was. Al die tijd had ik dat echt niet geweten. Het lag toen ook voor de hand dat ik hulp ging vragen en via mijn huisarts ben ik naar de crisisdienst verwezen. Daar is me verteld dat ik acuut moest worden opgenomen. Ik weigerde aanvankelijk, omdat ik ’s avonds dienst had en ik niet vond dat ik dat om die reden kon afzeggen. Ik ben na lang aandringen toch op een PAAZ-afdeling opgenomen.

Opname

Ik belde mijn ouders op met de mededeling: ‘Ik ben depressief, ben opgenomen, krijg tabletten en ben over drie tot vijf weken weer beter.’ Helaas heeft het meer dan drie jaar geduurd voor dat ik uit het ziekenhuis werd ontslagen.

De behandeling bestond uit medicatie en een rustig dagprogramma. Door de rust ging ik echter de depressie des te beter voelen. Ik kon de depressie niet meer, onbewust, verdringen door me volledig op het werk te storten. Er was immers geen werk meer.

In het begin had ik er wel enig vertrouwen in dat het door de medicatie weer goed zou komen en die hoop hield me min of meer op de been. Steeds weer kwam de psychiater met een nieuw medicijn en telkens weer putte ik daar een beetje hoop uit. Maar steeds werd na een paar weken duidelijk dat het middel niet effectief was en dat was elke keer een teleurstelling. De hoop, ook bij een nieuw middel, werd steeds kleiner en het viel me steeds moeilijker om vol te houden.

De medicijnen die ik heb gehad zijn: Remeron, Imipramine (een tricyclisch antidepressivum), Clomipramine, Lithium in combinatie met Anafranil en Parnate (een Mao-remmer). Verder heb ik nog een heleboel slaapmedicatie gehad die niet veel hielp, maar die me overdag wel suf hield, want het was de bedoeling dat ik rustiger werd. Ik onderging het verblijf op de PAAZ hierdoor wat gemakkelijker en bemoeide me niet zo met de behandeling, ik vond het immers moeilijk om me afhankelijk te voelen van de behandelaars. Helaas verbeterde de depressie op zich niets en ik bleef somber en vooral suïcidaal. Ik heb in die vijf maanden op deze afdeling twee serieuze zelfmoordpogingen gedaan.

Ondertussen had ik ook een manier gevonden om mijn spanningen en frustraties omtrent mijn ziek zijn af te reageren: ik ging me met allerlei scherpe voorwerpen in mijn armen krassen (automutileren). Hier voelde ik niets van. Ik deed het zo dat het net niet gehecht hoefde te worden en verzorgde de wonden onder de lange mouwen behoedzaam. Ik plakte de wondranden met pleisters aan elkaar.

Omdat ik niet reageerde op de verschillende medicijnen was het duidelijk dat ik ‘resistent’ was voor het gebruik van medicijnen. Niks hielp en ik had alleen erg veel last van de bijwerkingen. Ik was onder meer erg suf, trilde enorm en mijn bloeddruk was van slag.

Na drie maanden PAAZ moet je worden overgeplaatst naar een algemeen psychiatrisch ziekenhuis. Dat gebeurde na vijf maanden ook met mij. Ik werd overgeplaatst naar de depressieafdeling aldaar, ook een gesloten afdeling. De psychiater van die afdeling heeft met mij ook nog slaapdeprivatie en lichttherapie geprobeerd, maar ook die hielpen niet. Slaapdeprivatie is hetzelfde als slaaponthouding en dat houdt in dat je van acht uur ’s morgens tot de andere dag ’s avonds acht uur of tien uur wakker blijft (36 tot 38 uur), dan mag je gewoon een nacht slapen en ’s ochtends om acht uur begint het weer. In totaal blijf je dus om en om vier nachten wakker. Ik sliep normaal ook niet, dus het maakte voor mij niet zoveel uit, het had dan ook geen effect.

 

De eerste serie ECT-behandelingen

Omdat niets effect had, is besloten elektroshocks toe te passen. Ik had het hele protocol aan medicijnen al doorlopen. De slaapdeprivatie en de lichttherapie behoorden niet eens daarbij. Als ik ’s nachts wakker lag werd ik altijd erg wanhopig en voelde ik me eenzamer en ellendiger dan overdag. Ik zag geen toekomst meer en al het vertrouwen in een goede afloop was weg. De kans dat ik ’s nachts een eind aan mijn leven zou maken was groter dan overdag, want overdag was er iets meer afleiding. ’s Nachts maalde er van alles door mijn hoofd. Ik was heel erg ziek, dacht alleen nog maar aan zelfmoord en sliep daarom ’s nachts regelmatig in de isoleercel 2.

Ik weet niet meer precies hoe het in zijn werk ging, maar de psychiater stelde ECT voor en legde er iets over uit, vooral de goede resultaten werden genoemd. De dag erna tekende ik een papiertje waarop stond dat ik voldoende was voorgelicht en dat ik akkoord ging met de behandeling (informed consent). Ik vraag me nu af hoe ik in die toestand objectief kon beslissen over deze behandelmethode. Ik dacht helemaal niet na over de narcose, bijwerkingen en of het de hersenen zou kunnen beschadigen. Ook hoe het precies werkte kon me niks schelen en stiekem hoopte ik dat er iets fout zou gaan waardoor ik zou sterven. Misschien is het achteraf ook wel goed dat je daar niet te veel bij stilstaat, want dan zou je misschien je handtekening niet zetten voor iets wat dan weliswaar erg ingrijpend is, maar waarbij het er allemaal erg gecontroleerd aan toe gaat en waarbij de kans op verbetering van de depressie reëel aanwezig is.

Dus na acht maanden medicijnen en allerlei andere dingen kreeg ik ECT. De normale gang van zaken was eigenlijk dat ik vanuit het psychiatrisch ziekenhuis poliklinisch zou worden behandeld in een dichtbij gelegen ziekenhuis. Ik zou twee keer per week met een taxi en onder begeleiding van een psychiatrisch verpleegkundige daar naartoe gaan, behandeld worden en een paar uur later weer terug worden gebracht. Maar helaas was daar een wachtlijst en de psychiater vond het gezien de ernst van mijn toestand niet verantwoord om te wachten. Ik werd overgeplaatst naar de PAAZ van een algemeen ziekenhuis dat verder weg was gelegen. Ik kreeg daar te maken met weer een andere psychiater, eentje die ik erg onsympathiek vond, maar met wie ik het wel moest doen.

Een voorwaarde voor ECT is dat je geen medicijnen meer neemt. Dit is vanwege de eventuele invloed op de narcose en de ECT. Antidepressiva beïnvloeden namelijk de stoffen in de hersenen. De medicijnen werden dus afgebouwd, maar ik merkte weinig verschil.

Ik maakte me niet druk om de ECT en ging er dan ook rustig naartoe. Liggend in een ziekenhuisbed werd ik naar de operatieafdeling gereden (vanwege de lichte narcose die wordt gegeven door een anesthesist). Daar werd ik aangesloten op de hartmonitor en op de bloeddrukmeter. Ook werd een infuus in mijn arm aangebracht waar ze even later de slaapmedicijnen inspoten. Verder werden er een paar plakkers op mijn hoofd geplakt, waardoor er een hersenfilmpje op de monitor zichtbaar werd en men ook de hersenactiviteit kon zien terwijl ze de shock toedienden. Zo konden ze controleren wat de shock deed met de hersenen.

Verder weet ik niets, omdat ik in slaap werd gebracht. Ze gaven tevens spier-ontspanners, zodat het lichaam rustig blijft liggen en niet de lucht in springt.

Ze geven namelijk een stroomstoot ter hoogte van je slaap (aan een kant of aan beide kanten tegelijk, afhankelijk van het ziekenhuis en/of de indicatie), zodat er een epileptische aanval ontstaat. Door deze aanval zouden er stoffen vrijkomen in de hersenen die antidepressief zouden werken. Eigenlijk weet men nog niet helemaal precies waarom ECT een gunstig effect heeft bij depressies. Zonder spierverslappers zou je hele lichaam dus gaan schokken (een toeval) en zou er zelfs een kans bestaan dat je botten breken. Hierom en om flinke spierpijn te voorkomen zijn die spierontspanners.

Ik weet niet meer zeker of er iets gezegd is over bijwerkingen, maar ik had ze wel degelijk. Ik kwam bij, was volledig gedesoriënteerd: ik wist niet meer waar ik was, wat er was gebeurd en waarom. Ook had ik flinke hoofdpijn. Terug op de afdeling merkte ik dat ik incontinent was voor urine (ik had in mijn broek geplast!). Ik schaamde mij hier heel erg voor. Later realiseerde ik me dat het bij een epileptische aanval hoort; het was dus normaal. Toen het de tweede keer weer gebeurde werd de verpleging kwaad, want zij moesten nu weer mijn bed verschonen terwijl ik er nog in lag (het duurde altijd even voordat ik weer in staat was om op te staan). Ik kreeg ervan langs en er werd dringend geadviseerd om mijn blaas helemaal leeg te maken voor de volgende ECT’s. Dat deed ik, maar ik wist nooit het precieze tijdstip waarop ik geholpen werd. Ik wachtte liggend in bed en als plotseling de operatieafdeling belde dat ik kon komen, dan moest alles heel snel. Veel tijd om nog even naar de wc te gaan was er niet. Ik heb dit misschien wel het vervelendste gevonden van deze serie elektroshocks.

Ik kreeg twee behandelingen per week en dat is in bijna elk ziekenhuis zo.

Na enkele shocks werd mijn toestand niet beter; ik bleef me erg neerslachtig voelen. Misschien dat de suïcidaliteit iets minder werd, maar na korte tijd zakte ik wat dat betreft weer in. Uiteindelijk is besloten om de stroom maar aan twee kanten toe te dienen, maar ook dat hielp niet. Na vijftien behandelingen zijn ze gestopt en moest ik terug naar het psychiatrisch ziekenhuis.

Terug in dat ziekenhuis moest ik naar de gesloten opnameafdeling, omdat de depressieafdeling een open afdeling was geworden en ik daar vanwege de zelfmoordneigingen niet kon blijven. Terug bij af; niemand wist nog wat hij/zij met me aanmoest en op de eerste plaats gold dat natuurlijk voor mijzelf. Het werd steeds moeilijker om te leven. Ik had het idee dat ik echt gek werd en ik kon het allemaal niet stoppen. Ik voelde me ook ontzettend eenzaam.

Na enkele zinloze maanden wat behandeling betreft, wilde men iets anders proberen: groepspsychotherapie. Deze therapie werd gegeven op een open afdeling van het ziekenhuis. Ik uitte me inmiddels niet meer zo suïcidaal, zodat men dacht dat ik wel naar een open afdeling kon. Het ging in het begin ook aardig, al vond ik de opzet van de behandeling en het programma niet veel voorstellen. Ik was het er eigenlijk niet mee eens, maar wat moest ik anders, waar moest ik naartoe? Er werden een heleboel conclusies getrokken over mijn persoon. Deze werden me medegedeeld en daar bleef het bij. Ik wist echt niet wat ik ermee moest; ik had geen flauw benul hoe ik iets aan mezelf kon veranderen. Dat er van alles aan mij mis was wist ik al lang, maar hoe ik dat moest omzetten naar een andere persoonlijkheid en ander gedrag, daarvan had ik geen flauw benul. Niemand die mij daar ook bij hielp.

Verder was ik nog wel degelijk heel erg ziek met alle al eerder genoemde symptomen, alleen liet ik het niet merken. Niemand had iets door en het behandelteam verweet mij dat ik de kantjes ervan afliep en niet meewerkte. Ik had in al mijn ellende geen weerwoord. Weer was ik ontzettend eenzaam in mijn lijden en weer werd ik die gevulde ballon waar maar in geprikt hoefde te worden om hem in een keer te doen leeglopen. En weer was ik er bang voor. Ik hield me groot.

Ik kon de zelfmoordneigingen wederom niet weerstaan en liep ontzettend op mijn tenen om mij staande te houden. Stilletjes op mijn kamer begon ik na enkele maanden op deze afdeling te hebben verbleven aan een ‘begrafenisschrift’. Hierin heb ik heel precies opgeschreven hoe mijn begrafenis eruit moest zien, wie ik erbij wilde hebben en bijna alle teksten en muziek.

Na enige tijd wilde ik het hele zelfmoordplan ten uitvoer brengen, maar de verpleging heeft een briefje gevonden en tijdens de groepsbespreking werd ik met veel verwijt toegesproken. Ik voelde me net een klein kind dat stout was geweest. Begrip voor mijn onhoudbare toestand had men absoluut niet.

Ik moest een non-suïcideafspraak maken, maar dat kon ik toch niet! Ik zat gigantisch in nood!!

Uiteindelijk vond de psychiater dat ik terug moest naar de gesloten-opnameafdeling, maar dat weigerde ik. Ik had daar al gezeten en kende het behandelteam (dezelfde psychiater zat erin als bij de groepspsychotherapeutische afdeling waar ik nu zat) en ik wist dat men mij daar niet begreep. Na bijna twee jaar opname weer terug bij af. Ik geloofde niet in die afdeling en wilde wel ergens anders naartoe, waarbij ik dacht aan een gespecialiseerd instituut elders in het land. Hier ging men echter niet op in, maar wel kreeg ik een IBS (gedwongen opname)! Op dat moment brak mijn weerstand en werd ik heel gelaten. Ik ben rustig naar die afdeling gegaan, omdat ik wist dat verzet geen zin had en het alleen nog maar erger zou maken. Nu voel ik de boosheid wel en neem ik het die psychiater nog steeds kwalijk dat hij niet naar mij geluisterd heeft, mij niet serieus heeft genomen. Na drie weken IBS werd dit omgezet in een RM 3 voor een halfjaar.

De periode die volgde is de meest vervelende periode van mijn hele opname geweest. Er werd niet naar mij werd geluisterd: ik werd niet serieus genomen. Als ik om hulp vroeg bij de verpleging werd ik naar mezelf terugverwezen met de vraag: wat wil jij dat we nu doen? Als ik dat zou weten hoefde ik natuurlijk niet te komen. Ik was echt ontzettend wanhopig en kon het allemaal absoluut niet meer aan. Hoop had ik helemaal niet meer. Ik kreeg sinds de ECT efexor (een antidepressivum) in hoge dosering en kalmerings- en slaaptabletten, het hielp weer niets.

Ondertussen begon ik te denken dat ik door de dood bezeten was. Ook was ik bezeten door het kwade. Ik moest dood, mocht niet meer leven en zat in mijn gedachten in de put waar ik zo doorheen kon zakken naar het voorportaal van de dood. Ik wist waar het luik naar de dood was en hoefde er alleen maar doorheen. Ik werd helemaal beheerst door die gedachten en soms kregen die echt de overhand en had ik nergens meer grip op. Ik voelde dan de spanning stijgen en dit leidde altijd tot een zelfmoordpoging. Omdat deze weinig doordacht waren en in een opwelling gebeurden, zijn ze niet gelukt. Soms voelde ik weer aankomen dat ik de grip ging verliezen en dan stapte ik naar de verpleging, maar de verpleging deed niet veel en meestal kreeg ik dan een extra tabletje. Ik liep dan echt met de staart tussen mijn benen terug naar mijn kamer, waar ik dan alsnog een poging deed of ging automutileren om de spanning af te reageren.

Wederom was ik enorm eenzaam en had ik grote angst voor die akelige gedachten.

Daarnaast waren er nog de suïcidepogingen waarbij ik handelde vanuit de wanhoop en de somberheid van de depressie. Deze laatste waren wel voorbereid en ook het tijdstip was gepland. Maar ook deze pogingen mislukten doordat ik te vroeg werd gevonden, of niet het juiste materiaal had. Ik had een behoorlijke stoornis in het denkvermogen, waardoor het moeilijk was om de juiste methode te bedenken, om voor de juiste plek en het juiste moment te kiezen. Achteraf weet ik er genoeg. Het lijkt wel een soort ingebouwde bescherming.

Als het team iets wist van een poging, dan werd het afgedaan met: aanstellerij, aandacht zoeken enzovoort. Ik kreeg geen enkele steun en voelde me onbegrepen. Verder werd mij verweten dat ik niets wilde, dat ik niet beter wilde worden. Ik moest maar eens ophouden met dat negatieve denken en naar boven klimmen! Maar hoe? Ik wilde wel, maar niemand wees mij de weg!

Achteraf blijkt dat de psychiater helemaal niet doorhad dat ik inmiddels psychotisch was geworden en dat dat mijn gedrag kon verklaren. Hij kon het ook niet weten, want hij vroeg er nooit naar en als ik iets uit mezelf vertelde, dan werd dat genegeerd of zelfs ontkend! Omdat het team van mening was dat ik mij aanstelde en aandacht wilde – dit werd immers afgeleid uit mijn gedrag – heeft de psychiater opdracht gegeven om de gesprekjes met mij vooral kort te houden en mij zo weinig mogelijk aandacht te geven. Daarom zijn ze er op die afdeling ook niet achter gekomen wat er in mijn hoofd omging en waarom ik soms zo in paniek was en zo angstig kon zijn en waarom ik zulke bizarre zelfmoordpogingen deed. Ik was gewoon psychotisch zonder dat men dat wist en dus zonder dat men daar op de juiste wijze mee om kon gaan. Dat ik deze periode van vijf maanden heb overleefd is absoluut een wonder. Het is de meest eenzame tijd geweest van mijn depressie.

Gelukkig kreeg ik, na zeer lang aandringen door mijn ouders bij de psychiater, een second opinion. Wat een verademing was dat! Deze psychiater, de vijfde inmiddels, nam mij serieus. Hij geloofde me en zag dat ik me niet aanstelde maar dat ik me echt zo ellendig voelde. Hij nam ook de ernst van de suïcidaliteit serieus. En dus werd ik overgeplaatst naar de gesloten resocialisatieafdeling. Het kon mij allemaal niets meer schelen, ik was volledig uitgeteld door dat voortdurende gevecht met de dood. Ik kreeg wel een verlenging van mijn RM voor een halfjaar. Wederom ik was ik boos en maar ik voelde me vooral machteloos. Als die RM er echter niet was geweest, had ik wel degelijk mijn ontslag genomen met alle gevolgen van dien.

Ondertussen was ik niet meer te houden: ik probeerde, gestuurd door mijn psychotische gedachten, alles uit waar ik eventueel zelfmoord mee kon plegen en niets was veilig voor mij. Ik nam nu ook het risico dat, als ik niet zorgvuldig genoeg zelfmoord pleegde, de kans bestond dat het zou mislukken en dat ik er blijvend letsel aan over zou houden. Het maakte me niet meer uit. Voor mijn veiligheid werden alle deuren binnen de afdeling op slot gedaan en werd ik voortdurend in de gaten gehouden door de verpleging. De toestand was voor mij onhoudbaar en ik denk voor de verpleging ook. Ik raakte uitgeput, zelfs ademhalen was al een enorme inspanning De psychiater had gelukkig wel door wat er in mijn hoofd omging en daardoor kon ik er ook open over praten. Dat was een (kleine) opluchting.

Toen begon ik te hallucineren: ik zag heksen, spoken, geesten, skeletten, doodshoofden met lege oogkassen, ik heb de dood letterlijk in de ogen gekeken, uilen, duivels enzovoort. Ik was hier erg bang voor. In tegenstelling tot de waangedachten, wist ik dat die beelden er in werkelijkheid niet waren, maar toch. Die waangedachten behoorden volgens mij wel tot de werkelijkheid; ze waren onderdeel van de depressieve gedachten.

Enige tijd later hoorde ik ook een stem die zei dat ik dood moest, dat ik het moest doen, dat ik niet meer mocht leven. Na twee jaar en drie maanden opname kwam ik hierdoor ook overdag in de separeer. Ik vond het allang prima, ik hoefde niet meer naar therapie waar ik niets aan vond en ook de bezigheden op de afdeling en mijn medepatiënten waren voor mij te druk. Ik had nu eindelijk rust en hoefde niet meer te vechten tegen de dood. In de separeer zag ik namelijk geen geschikte mogelijkheid om zelfmoord te plegen. Ook kon ik eindelijk open over de dood praten: wat ik ook vertelde over mijn belevingen, gedachten en plannen betreffende de dood, het had toch geen consequenties meer voor mijn vrijheden. Omdat ik mij in de separeer veilig voelde durfde ik te praten; het leek alsof de dood daar niet aan mij kon komen. Ik hoefde me alleen nog bezig te houden met ademhalen, maar zelfs dat was eigenlijk nog te veel gevraagd.

De psychiater had echter wel bedacht dat het beter was voor mij om zo nu en dan, onder begeleiding, de separeer te verlaten en op de afdeling te verblijven. Zo ontstond er een ‘afwisselend’ programma waar ik niet erg gelukkig mee was. Inmiddels was ik zo uitgeput van het vechten dat ook op de afdeling alles langs mij heen ging; ik merkte nauwelijks meer iets op van mijn omgeving; mijn blikveld beperkte zich tot alleen mijzelf en alles wat betrekking had op daarbuiten kostte een enorme, buitenmenselijke inspanning. En ik sliep nog steeds niet.

De psychiater wist ook niet goed meer wat hij met mij aan moest en twijfelde er openlijk aan of ik ooit beter zou worden. Ik werd steeds wanhopiger en meer en meer psychotisch, maar ik kon geen zelfmoord plegen, want ik zat in de separeer en ik was ook niet meer in staat om daar een reëel plan voor te bedenken; dat lukte me al niet meer. De rechter had bij de eerste RM-uitspraak ook al gesproken over hulp bij zelfdoding, maar dat werd door de toenmalige psychiater rigoureus van de tafel geveegd. Ik heb er nadien ook nooit meer aan gedacht als mogelijkheid en ook nu werd er door deze psychiater niet over gesproken. Maar wat moest ik dan? De rest van mijn leven in de separeer doorbrengen? Ik was gelukkig niet in staat om zover vooruit te denken, anders was het nog zwaarder geweest.

Gelukkig wilde deze psychiater alles uit de kast halen en hij kwam met het volgende voorstel: opnieuw ECT, maar dan wel met doorslikken van medicijnen. Hij moest dit voorleggen aan de beoordelingscommissie ECT en dat werd goedgekeurd. Ik denk ook omdat ik nu behoorlijk psychotisch was en dat was ik de eerste keer (nog) niet. Een psychotische depressie is een directe reden om elektroshocks te geven, zonder eerst het hele medicijnenprotocol te moeten doorlopen. Maar dat laatste had ik toch al gedaan en ik stond inmiddels te boek als therapieresistent.

De psychiater heeft lang en vaak met mij moeten praten voor dat hij mij zover had dat ik weer tekende voor ECT. Ik geloofde echt nergens meer in en zag er absoluut het nut niet van in.

Ik kon nu wel poliklinisch worden behandeld en dus ging ik twee keer per week met de taxi en onder begeleiding naar het ziekenhuis. Ik zou een serie van twaalf shocks krijgen. Ik bleef een verlaagde dosis antidepressiva en antipsychotica slikken. Verder werd er vanaf het begin aan twee zijden van mijn hoofd, ter hoogte van de slaap, de stroom toegediend. Na een paar keer had het al duidelijk effect op de psychotische kant van de depressie en nog enkele shocks later nam de suïcidaliteit iets af. Omdat de epileptische aanval niet lang genoeg duurde werd de hoeveelheid stroom verhoogd. Toen begon mijn omgeving te merken dat ik veranderde. Mijn gezichtsuitdrukking veranderde, ik was iets minder passief, begon iets meer interesse in andere dingen dan mezelf te vertonen en ik verzorgde me weer een beetje. Helaas merkte ik daar zelf nog niets van. Ik bleef me nog heel somber, verdrietig en wanhopig voelen en kwam tot niets. Als mijn omgeving zei dat het beter leek te gaan, ontkende ik dat ten stelligste, ik werd boos en voelde me onbegrepen. Het schijnt echter dat bij veel gevallen van depressie de omgeving de verbetering eerder opmerkt dan de patiënt zelf, alleen kon, durfde(?) ik dat toen niet te geloven. Het verblijf in de separeer werd inmiddels steeds korter; ik verbleef steeds vaker en langer op de afdeling. Na zo’n acht à tien shocks vond men dat de toestand duidelijk was verbeterd, maar dat de depressie zelf nog niet echt over was. Dit was reden om nog een keer twaalf shocks te laten plaatsvinden. En inderdaad, na de zestiende ECT voelde ik voor het eerst in drie jaar een blij gevoel in mijn buik! Het was ongelofelijk, maar ook beangstigend, want ik wist zeker dat het weg zou gaan en dat gebeurde inderdaad. Toch kwam dat positieve gevoel steeds langer en steeds vaker terug en uiteindelijk kreeg ik weer vertrouwen in dat gevoel. Ik begon ook weer toekomst te zien en kon verder kijken dan mijzelf. Ik dacht weer over andere dingen dan de dood na. De toestand was zodanig dat ik kon worden overgeplaatst naar een open afdeling!

Na 23 ECT-behandelingen werd ik op mijn verzoek overgeplaatst naar de PAAZ-afdeling van het academische ziekenhuis in de stad waar ik had gestudeerd, terug naar de omgeving waar ik mijn familie en vrienden had zitten. Ik was inmiddels ontslagen op mijn werk, dus ik had geen binding met de omgeving waar ik had gewerkt en waar ik was opgenomen.

Op deze afdeling dreigde ik ook weer terug te vallen, maar door goede begeleiding, het verhogen van de medicijnen (Efexor en Zyprexa) en door toevoeging van Lithium, begon ik heel langzaam en met zeer veel moeite weer enige activiteit te ontplooien. Dit moest ik van het team steeds verder uitbreiden. Omdat ik geen zelfstandige woonruimte had, hebben ze actief voor mij gezocht naar een oplossing. Ik ben terechtgekomen bij een zeer warme en hartelijke woon/leefgroep, waar ik geweldig ben opgevangen. In december 1998 ging ik bij hen wonen; ik volgde toen wel nog volledige dagbehandeling. In maart 1999 werd ik volledig ontslagen!

Een sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft vrijwilligerswerk voor mij geregeld, dat is wel heel belangrijk, maar ook heel moeilijk. Ik was nog steeds niet beter en was na drie jaar opname niet meer gewend enige actie te ondernemen. Slechts met heel veel moeite en doorzettingsvermogen is het gelukt om dit vol te houden en verder uit te breiden. Ook zeker dankzij het begrip van mijn twee bazen op de onverwachte momenten dat ik weer afbelde. Juist omdat er geen druk achter zat en ik toch ook weer enig verantwoordelijkheidsgevoel kreeg, kon ik het volhouden. Plezier beleefde ik er niet aan, het was eerder een enorme opgave en strijd. Het was ook zo moeilijk omdat ik nog zoveel medicijnen slikte die me behoorlijk suf en slaperig maakten. Slapen deed ik nu de hele nacht en, als het even kon, ook overdag.

Omdat het langzaam steeds beter ging, begon ik me ook voor andere dingen te interesseren. Ik keek weer naar het journaal, las de krant, probeerde een tijdschrift of een boekje. Ik ontdekte toen ook dat ik een heel slecht geheugen had en dat werd door onderzoek ook bevestigd. Ik had toen nog de hoop dat het wel over zou gaan, want geheugenstoornissen horen immers bij een depressie. Ik heb zelf gezegd dat in augustus 1999 mijn depressie voorbij was. Achteraf denk ik dat het nog later is geweest, maar ik wilde er gewoon een punt achter zetten. Ik kon toen namelijk echt genieten van allerlei dingen en dit gevoel bleef dan ook enige tijd aanhouden (dagen tot weken). Ook de interesse was duidelijk weer terug. Het ontplooien van activiteiten bleef wel erg moeizaam, ik was liever lui dan moe. Ik leefde van dag tot dag en keek niet al te ver vooruit, zodat ik me daar ook geen zorgen over hoefde te maken. Ik was allang blij dat ik van de depressie af was.

De belemmerende factoren op dit moment zijn mijn geheugen en mijn enorme kwetsbaarheid. De depressie heeft mijn leven verwoest, ik vergelijk het met een zware aardbeving, en ik ben nu bezig langzaam maar zeker en stapje voor stapje mijn leven weer op te bouwen en zin te geven. Ik heb nog geen einddoel voor ogen, want ik merk dat het verstandiger is om niet te ver vooruit te kijken en te plannen.

Doordat ik zo dicht bij de dood ben geweest, moet ik ook aan mezelf werken, weer vertrouwen krijgen in mezelf en in het leven. Op dit moment ben ik zeker tevreden over mijn ontwikkeling en ik hoop dat deze nog lang doorgaat. Ik speel er wel een actieve rol in: omdat ik in de gaten houd wanneer het tijd is voor een volgende stap, moet ik dan ook bedenken welke stap het beste is en deze stap dan ook daadwerkelijk zetten, wat meestal het moeilijkste is.

Ik voel dat mijn leven heel wankel en kwetsbaar is en ik moet me blijven inspannen om het hoofd boven water te houden. Ook heb ik regelmatig mijn mindere, soms zelfs sombere perioden, en dan ben ik vreselijk bang dat ik weer depressief word en weer opgenomen moet worden. Tot nog toe is het me steeds weer gelukt om er, geheel zelfstandig, weer uit te krabbelen.

Sinds een halfjaar ben ik gestopt met het antidepressivum en het antipsychoticum, ik slik wel nog Lithium; ik had namelijk te veel last van de bijwerkingen (vooral sufheid, slaperigheid en loomheid). Dit belemmerde mij in mijn voortgang. Nu ik ben gestopt, heel geleidelijk en onder begeleiding van mijn psychiater, ervaar en voel ik alles veel beter; de positieve dingen, maar ook de negatieve. Dit laatste maakt het soms erg moeilijk, maar ik wil het volhouden en tot nog toe lukt het.

Mijn geheugen laat me soms behoorlijk in de steek en daar baal ik van. Ik ben nu weer geïnteresseerd in heel veel dingen, maar als ik er iets over lees ben ik dat enige tijd later weer kwijt. Ik probeer dan maar van het leesmoment zelf te genieten. De oorzaak van dit probleem is niet duidelijk; mij is gezegd dat het waarschijnlijk door de ernst en de duur van de depressie komt, terwijl in mijn ogen ook de ECT de oorzaak kan zijn. De wetenschappers spreken zich, wat betreft de bijwerkingen van ECT op lange termijn, tegen. Men beweert voornamelijk dat de geheugenstoornissen altijd kortdurend en voorbijgaand zijn, terwijl er toch ook onderzoeken zijn waarin het tegendeel wordt aangetoond. Eerlijk gezegd vind ik de oorzaak niet zo belangrijk, maar wil ik wel weten hoe ik er het beste mee om kan gaan, zodat ik er het minste last van heb. Ik ga dit samen met een neuropsycholoog bekijken en uitzoeken.

Ook lichamelijk heeft de depressie invloed gehad. Ik ben 35 kilogram aangekomen en ik ben motorisch onzekerder. Na het stoppen met de medicijnen gaat dat beter en wel dusdanig dat ik weer ben gaan sporten.

Op dit moment woon ik al twee jaar volledig zelfstandig en dat gaat prima. Ik heb wel ondervonden dat een goede daginvulling belangrijk is. Daarom doe ik nog steeds vrijwilligerswerk, waaronder werk als voorlichter bij Stichting Pandora.

Hoewel ik van tevoren niet heb geweten dat een depressie een leven zo ingrijpend kan veranderen, ben ik toch blij met het feit dat ik er nog ben. Het kost soms heel veel moeite om steeds maar weer te moeten knokken en om te ervaren dat er dingen zijn die ik niet meer kan, maar het leven is ondanks deze dingen op dit moment zeker de moeite waard om geleefd te worden.

ECT heeft me zeker niet genezen van de depressie, maar heeft er wel voor gezorgd dat ik weer in staat was om aan mijn herstel te werken.

Ondanks de moeilijkheden ben ik blij dat ik uit de depressie ben gekomen; mijn toestand was uitzichtloos en daarom ben ik gelukkig met het feit dat ik gebruik heb kunnen maken van ECT. Ik heb liever een ’normale’ stemming met geheugenstoornissen, dan dat ik altijd depressief was gebleven.

1 Elektroshocktherapie wordt ook wel Elektroconvulsietherapie genoemd, afgekort tot ECT.

2 Het verblijf in deze ruimte wordt in de wet separeren genoemd.

3 Rechterlijke machtiging